Dit is deel 3 van een serie over “Overgave aan God”.

Deel 1/4: wat bedoelt men?
Deel 2/4: jezelf verloochenen
Deel 3/4: wat wil God dan?
Deel 4/4: je toevertrouwen


In de eerste delen van deze artikelserie heb ik besproken wat de gangbare religieuze opvatting van ‘overgave aan God’ is. Daarin hebben we allerlei dingen gezien die op zijn minst onhandig en op zijn ergst ongezond zijn. In dit artikel ga ik het eindelijk hebben over een beter alternatief; iets dat wél werkt en wél gezond is. Om te beginnen ga ik nog een aantal nuances van de betekenis van het woord ‘overgave’ zoals dat in de volksmond gebruikt wordt vergaren, om daar wat bruikbaar inzicht uit op te doen. Daarna stel ik een alternatief concept voor; dat kom in de plaats van het religieuze gedrag dat we gezien hebben. Daarna zal ik vertellen hoe ik zelf tot ontspanning gekomen ben ten opzichte van God en het Leven.

Erkenning. In deel 1 van deze artikelserie ontdekte ik een aantal seculiere opvattingen van de frase “overgave aan God”. Deze opvattingen suggereerden dat ‘overgave’ betekent dat je erkent dat jouw controle over je leven nogal beperkt is. Dus dat je, als je in een moeilijke situatie bent, niet probeert om de moeilijkheid te ontkomen door je afhankelijkheid van de omstandigheden te negeren, maar dat je juist bewust erkent dat je afhankelijk bent. In deze houding klinkt realisme door. Dit besef is algemeen menselijk. Of je nu religieus bent of niet: iedereen kan beseffen dat ‘ie nogal weinig controle heeft over wat je kan overkomen in het leven.

Toewijding. In het dagelijks spraakgebruik heeft het woord ‘overgave’ veelal de betekenis van iets met volledige aandacht doen. Bijvoorbeeld zoals in “ze speelde dat muziekstuk vol overgave”. Als zoiets gebeurt, is je aandacht volledig gericht op datgene waar je mee bezig bent. Je bent dan op één activiteit gefocust en wordt niet afgeleid. Je bent dan zeker niet aan het piekeren over allerlei dingen waarover je zorgen zou kunnen hebben. Dit soort aandachtsconcentratie gebeurt als je bezig bent met iets dat heel goed overeenkomt met wie je bent – met datgene wat je mooi vindt en waardoor je opleeft. Men zegt dan ook wel dat je “jezelf verliest” of “er in opgaat”.

Strijd. Helaas heeft de term ‘overgave’ in letterlijke zin een ietwat beangstigende betekenis. Het komt namelijk voort uit de context van oorlog. In die context zijn er twee partijen, die onverenigbare wensen hebben. Ze binden de strijd aan om hun belang zeker te stellen. De éne partij is sterker dan de ander. De verliezende partij heeft, simpel gezegd, de keus om doodgemaakt te worden of zich over te geven. In deze context betekent overgave: geen fijne keuzemogelijkheden meer hebben, onzekerheid over je lot, en verlies van iets dat belangrijk voor je is. Willen wij deze partij zijn? Willen wij in een dergelijke positie zijn als we ons verhouden tot God of het Leven? Nee, niemand wil dat. Ik wil niet strijden met God of met het Leven of met wie of wat dan ook. Ik wil juist samenwerken. Ik wil me veilig voelen bij de ander, zo veilig dat ik de zorg voor mijn belangen aan de ander durf toevertrouwen.

Die nare connotatie van het woord ‘overgave’, die gedachte aan strijd, wil ik vermijden. Daarom stel ik voor om het woord ‘toevertrouwen’ te gebruiken. Dat heeft – voor mij althans – een veel lieflijkere, zachtere en uitnodigender klank. Ik wil dus niet spreken over ‘overgave aan God’ maar in plaats daarvan over ‘toevertrouwen aan God’. Merk je dat dat gevoelsmatig anders is? Je vertrouwt je toe aan iemand die je vertróuwt. Het impliceert dat je je veilig voelt bij de ander. Als je daarentegen iemands betrouwbaarheid betwijfelt, kún je je niet eens overgeven; je zult in zo’n geval een gevoel van beduchtheid of alertheid ervaren.

Toevertrouwen aan God. Wat betekent het dan om te zeggen ‘ik vertrouw me toe aan God’? Nou, voor mij persoonlijk is dat ietwat ingewikkeld, omdat ik tegelijkertijd twee verschillende godsbeelden bij me heb. Enerzijds heb ik vanwege mijn opvoeding een godsbeeld waarbij God een persoon is (maar geen fijn persoon), een onbarmhartige starre afstandelijke macht, een Ander met een sterke wil, een wezen dat veel groter is dan ik, iemand die mij wil beheersen, iemand wiens inborst ik wantrouw. (Nu is het zo dat in mijn huidige denken over God dit godsbeeld nauwelijks nog plaats heeft. Maar de bijbehorende sentimenten, namelijk gevoelens van beknelling en machteloosheid in mijn verhouding tot het leven, zijn nog niet helemaal uit mij verdwenen. Deze sentimenten kunnen makkelijk geactiveerd worden wanneer het leven voor mij lastig is). Anderzijds heb ik vanwege mijn intuïtie en filosofische inslag óók een geloof waarin het woord ‘God’ hoort bij de context van mijn leven; als het ware de grootse intelligentie en bewustzijn die het Leven schept en verzorgt. Ik zal nu voor beide godsbeelden beschrijven hoe het voor mij is om me er aan toe te vertrouwen. Daarna ga ik uitvoeriger in op de psychologie van het proces van toevertrouwen aan God.

Toevertrouwen aan mijn persoonlijke Godsbeeld. Als ik ruzie heb met God1 dan kom ik soms zover dat ik mijn verdriet, frustratie en onmacht laat zien aan God. Dan zoek ik eigenlijk troost bij iets/iemand voor wie ik op dat moment bang ben. Dat lijkt (en is!) erg conflicterend en paradoxaal maar is voor mij cruciaal gebleken om te komen tot een doorbraak in mijn psyche, waarna ik me wél veilig kan voelen bij God. Iemand vroeg me ooit: “als je bang bent voor God, heb je dat wel eens met God besproken?” Ik reageerde met: “maar ik heb twee godsbeelden in me, die van de gereformeerde hersenspoeling, en die van mijn ziel; hoe weet ik dan met welke ik te maken heb?” Hij reageerde met: “jouw ziel zal de ware God herkennen.” Dat is een wijs inzicht voor me gebleken.2

Toevertrouwen aan Het Leven. Voor wat betreft het godsbeeld van God als de intelligente context van mijn leven, is toevertrouwen aan God voor mij het volgende:

* beseffen dat mijn aard/ziel/essentie klopt met de essentie van het leven
* niet piekeren over dingen die mij dierbaar zijn, omdat ik weet dat het niet de bedoeling van het leven is om het mij moeilijk te maken, maar juist om mij te vervullen, en …
* … daarom heb ik mijn aandacht beschikbaar om met toewijding bezig te zijn met alle activiteiten in mijn praktische leven. Om, zoals men zegt, te leven “in het hier en nu”.
* erkenning dat ik afhankelijk en kwetsbaar ben en dat mijn invloed beperkt is, dus dat het ontvangen van alle vervulling die ik verlang niet zonder moeite gaat, maar dat het leven toch ook wel fundamenteel zo werkt dat mijn verlangens haalbaar zijn.

Je verlangens eren. Mijn eigen wantrouwen naar God/het Leven had te maken met mijn verlangens. Dat is gekomen door ziekmakende theologie die leert dat mensen mensen hun verlangens moeten opgeven.3 Voor mezelf was het nodig om een gezonde opvatting van verlangens te ontwikkelen om in staat te komen om te ontspannen daaromtrent. Daarvoor was ook nodig dat er iets veranderde in de verhoudingen van mijn zelfbeeld en mijn godsbeeld en mijn levensbeschouwing. Als je gelooft dat wat jij verlangt op hetzelfde neerkomt als wat God verlangt – omdat jij en God uitdrukkingen van elkaar zijn – dan kun je er rustig op vertrouwen dat het goed komt met de vervulling van je verlangens. Want je weet dat je verlangens goed zijn; jij bent immers een uitdrukking van God en van het Leven, dus ook jouw verlangens komen overeen met de natuurlijke werking van het leven! Je kunt je verlangens dan in vrede loslaten; je hoeft er niet de hele tijd met je aandacht op te letten om ze te ‘bewaken’. Dit is precies het tegenovergestelde van de ascetische manier van omgaan met verlangens die in veel religieuze tradities (hetzij in christelijke, hetzij in oosterse stromingen) gepreekt wordt, waarin je wordt opgeroepen om je best te doen om tevreden te zijn zónder (toekomstige) vervulling van je verlangens. Als je dát doet, probeer je eigenlijk om je verlangens niet belangrijk te vinden. Dat werkt niet. Mij mij niet althans. Wat ik hier echter voorstel, is juist om je verlangens wél belangrijk te vinden én te geloven dat Het Leven ze net zo belangrijk vindt. Dat is bevredigende vorm van loslaten. Het is zelf-bevestigend en zelf-liefhebbend in plaats van zelf-verloochenend en zelf-kastijdend. Mij toevertrouwen aan het leven is hiermee dus onder meer het ontspannen van het geestelijk bewaken van mijn verlangens.

Kip-ei probleem. Er is een inherente moeilijkheid in toevertrouwen. Als je iets/iemand/een situatie wantrouwt en het zou willen vertrouwen, dan kun je een gemengde gevoelens in jezelf opmerken: dan is er in jezelf tegelijkertijd zowel aandrang tot toenadering als een weerstand daartegen. Als ik mezelf wil toevertrouwen aan het leven, voel ik zowel verlangen als spanning. Als je je veilig voelt kun je jezelf makkelijk en soepel toevertrouwen. Maar die veiligheid ontbreekt juist. Het is een kip-ei probleem: Je kunt pas toevertrouwen als je vertrouwen hebt; en je hebt pas vertrouwen als je je hebt toevertrouwd. Dan kun je vertwijfeld afvragen: hoe bereik ik iets waarvan de voorwaarde van de activiteit eigenlijk ook het resultaat is? Hoe begin je dan? Het kan: stapje voor stapje.

Telkens iets meer ontspannen. Als je een beetje innerlijke ruimte hebt om te ontspannen – daarmee bedoel ik: een mate van zelfvertrouwen en innerlijke rust – dan kun je dat gebruiken om voorzichtig je weerstand een klein beetje te laten verdampen. Dit kan super eng voelen, maar in mijn ervaring is het de enige manier om verlost te worden van chronisch wantrouwen. Als je bang bent dat je ‘te grazen genomen wordt’ zodra je je verdediging laat zakken dan kun je eens een heel klein beetje uitproberen of dat ook daadwerkelijk gaat gebeuren. Bij mij gebeurde er op zo’n moment niets ergs – het zwaard van Damocles kwam niet plotseling neer. Eigenlijk verdween dat zwaard van Damocles een beetje uit beeld. Die ervaring geeft vertrouwen om dit experiment later nog eens te durven herhalen. En daarna een beetje verder te durven gaan met de mate waarin je je ontspant en je verdedigende houding loslaat. Zo is het bij mij gegaan. Ik was verrast door de samenwerking van lichaam en geest die ik ervoer: als ik mijn aandacht op mijn lichaamsdelen richtte om ze te ontspannen dan werd mijn geest ook ontspannen; en als ik uit alle macht in mijn geest mijn aandacht los trok van mijn angst dan ontspande mijn lichaam. Uiteindelijk heb ik de moed gehad om mijn lichaam en geest volledig te ontspannen en volledig mijn verdriet te voelen en aan het leven te laten zien door intens te huilen. Door de ontspanning toont oud verdriet zich; het ontspannen van het lichaam is als het ware het ontdooien van bevroren pijn. Ik liet het huilen gebeuren. Ik was verrast door wat ik daarbij voelde: ontzag en respect. Dat was eigenlijk het tegenovergestelde van waar ik altijd bang voor was geweest, namelijk dat ik gekwetst of belachelijk gemaakt zou worden of dat dierbare dingen mij afgenomen zouden worden. Maar in mijn diepste rouw en toevertrouwen voelde ik juist alsof ik respect kreeg, alsof ik getroost werd; bijna alsof ik beschermd werd. Ik besef dat ik dat pas kon voelen toen ik mijn verdedigende en gespannen staat van zijn volledig had laten ontspannen. Ik ben trots dat ik zo ver ben gekomen: dat ik van een totaal wantrouwen naar het Leven, doorheen een jarenlang proces van de moed opbrengen om mijn wantrouwen te overwinnen, uiteindelijk een (momentane) staat van zijn kon bereiken waarin ik mezelf volledig ontspannen toonde aan het leven en op dat moment mijzelf geëerd voelde door het Leven…

De aspecten van erkenning voor de kwetsbaarheid van het leven en handelen met toewijding, die ik aan het begin van dit artikel noemde, hangen samen met een toevertrouwende staat van zijn. Ik erken mijn afhankelijkheid en kwetsbaarheid ten opzichte van het leven maar ik weet dat het leven geen intentie heeft om mij pijn te doen. Ik geloof dat het leven in principe de bedoeling heeft om mij vervulling te laten ervaren. Ik weet dat het leven rijk is, waardoor eventuele schade genezen kan worden. Daardoor leef ik niet constant in angst over ziekte of verlies van dierbaarheden. Ik ben dus niet constant uit bezorgdheid met mijn aandacht bij mijn dierbaarheden om die als het ware te bewaken. Dit houdt mijn aandacht vrij voor datgene waar ik op dit moment mee bezig ben. Ik kan dus toegewijd handelen.

Deze serie artikelen heb ik geschreven ten behoeve van mensen die hulp nodig hebben bij zich toe te vertrouwen aan God of aan het Leven. Dat zijn mensen wier vertrouwen beschadigd is. Immers, bij iemand die in veiligheid en geborgenheid is opgegroeid, gaat toevertrouwen als het ware vanzelf. Zo iemand is gewoonlijk in een staat van ontspanning en vertrouwen ten opzichte van het leven. Zo iemand hoeft daar dus ook niet over na te denken. Zo iemand kan toevertrouwen ‘doen’ zonder het woord ervoor te kennen. Maar het zijn juist de mensen die níet het voorrecht hadden om zo op te groeien of die later in hun leven geestelijk schipbreuk hebben geleden, bij wie bewuste aandacht nodig is om ontspannen en vertrouwend in het leven komen te staan. Voor hen – en daarmee voor mezelf – heb ik deze informatie opgeschreven.

Je toevertrouwen aan God, ook als je een godsbeeld hebt waarvoor je bang bent of dat voor een deel bedreigend voor je is, bestaat dus niet uit het afstand doen van iets van jezelf of uit het tegemoetkomen aan een voorwaarde van God, maar uit het tonen van je verlangen, verdriet en onmacht, en daardoor de mogelijkheid vrijmaken om getroost en gerustgesteld te worden. Het is geen zelfverloochening of afstand doen van je leven, maar wel jezelf emotioneel blootgeven en getroost laten worden door God. Dat lijkt weliswaar op overgave, maar is principieel anders dan de overgave aan God die in het orthodoxe christendom geleerd wordt. Die theologie werkt blokkerend; het creëert zelf het probleem waarvoor het een oplossing zoekt; want door te suggereren dat men de eigen wil moet opgeven, wordt het voor de mens onmogelijk gemaakt om zichzelf met wat je dierbaar is toe te vertrouwen aan God. Die theologie heeft gevoelsmatig het effect van het suggereren van een beweging en tegelijkertijd een drempel daarvoor opwerpen. Daarentegen worden er bij de beweging die ik in dit artikel heb voorgesteld geen extra drempels opgeworpen. Hoewel het toch ook spannend is en niet zo’n beetje ook.


Voetnoten

  1. Dat wil zeggen dat ik een conflict tussen mij en God ervaar. Mijn beschouwende psycho-analytische denkgeest zou daarover zeggen dat ik dan een wezen – genaamd God – ervaar dat door mijn verbeelding tot realiteit wordt gemaakt. Wat er dan gebeurt, is dat mijn psyche verstrikt raakt met ideeën en sentimenten die door de religieuze hersenspoeling in mijn opvoeding in mijn gevoelswereld en denkwereld gekomen zijn, en dat mijn verbeeldingskracht daar een voorstelling van maakt die ik op dat moment als realiteit ervaar. ↩︎
  2. Bedankt, Hans! ↩︎
  3. In de theologie waarin gesteld wordt dat een mens de eigen verlangens moet opgeven, wordt de noodzaak hiervan beargumenteerd met verschillende stellingen. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat die verlangens slecht zouden zijn; of dat zogenaamd enkel God vervullend zou zijn; of dat een mens zich ondergeschikt moet maken aan God; of dat God ieder mens een bepaald leven toebedeeld en de mens daarmee simpelweg tevreden moet zijn. ↩︎

Dankjewel voor het lezen! Herken je dingen van wat ik schrijf? Vind je het inspirerend? Heb je vragen en/of aanvullingen? Je kunt hieronder het commentaarformulier invullen. Je bent van harte welkom om deel te nemen aan de dialoog.

Vriendelijke groet, Pieter.

Nog geen reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *