In de afgelopen dagen heb ik het boek Ik ga leven gelezen. Het verhaal, geschreven door Lale Gül (pseudoniem?) trok me zó dat ik het in drie dagen uitgelezen heb. Ter introductie leen ik een citaat van het voorblad van het boek:

“Ik ga leven is als een dagboek dat vanaf de eerste pagina explodeert om een jong leven in één rollende bal van vuur, rook en drukgolven te bevrijden van de religieuze lockdown waar het twee decennia onder gebukt ging.”
(Bart Nijman)

Het boek is geschreven door een jonge vrouw uit een conservatieve Islamitische familie. Ze beschrijft hoe haar leven gedomineerd wordt door de religieuze normen en waarden die gangbaar zijn in haar gemeenschap. De thema’s in het verhaal zijn: de leefwereld in haar ouderlijk huis, haar vorming op de Koranschool, waar ze een hekel aan had en waar ze niets begreep van de leer, haar middelbareschool, waar ze uit schaamte verzweeg hoe ze thuis door haar ouders beperkt werd, en haar geheime relatie met een Nederlandse jongen, die absoluut niet door de beugel kon in haar ouderlijk huis.

Het grootste deel van het boek gaf me een verdrietig en wrang gevoel. Het boek maakt een bittere indruk. Dat komt denk ik door de onbehouwen manier waarmee Lale verbaal afrekent met de in haar ogen achterlijke manier van leven in de religieuze gemeenschap waarin ze zich bevindt. Ze brandt haar familie totaal af. Eigenlijk is dit boek één grote rant. Maar wel één die doorweven is met taalgrappen en humor. Ik heb af en toe ontzettend gelachen, vooral om het hoofdstuk waarin de VWO reis naar Rome verhaald wordt. In een hilarisch relaas over de nachtelijke discussies die gevoerd werden door klasgenoten in een smerig onderkomen in Rome, komen allerlei perspectieven op geschiedenis en maatschappij langs, terwijl eenieder van de scholieren voortdurend tussen neus en lippen door erotische grappen (lees: beledigingen) in elkanders gezicht slingert.
Het taalgebruik getuigt van een behoorlijke kennis van Nederlands, gezien de archaïsmen die gebezigd worden, terwijl er ook allerlei opmerkingen in straattaal langskomen – en dan niet alleen Nederlandse straattaal, maar ook Turkse, Marokkaanse, en Haags dialect. Het boek is in spreektaal geschreven.
Er is hier en daar nogal wat herhaling in de onderwerpen, vooral over Lale’s ergernis over de beperkingen die ze opgelegd krijgt als vrouw, specifiek op het gebied van relaties en huwelijk. Ze kan het niet laten om keer op keer haar frustraties van zich af te schrijven over het feit dat de vrouwen onvergelijkbaar meer beperkt worden door de traditionele normen en waarden dan de mannen. Deze beperkingen komen er op neer dat ze in alle mogelijke situaties afstand en extreme reserve moet houden ten opzichte van mannen, totdat ze getrouwd is via een gearrangeerd huwelijk. Het citaat op de achterkant van het boek geeft een indruk van haar gevoel: “Moet ik leven als een kamerplant? Moet ik in een huwelijk treden waar alle seks is uitgeramd nog voordat het begonnen is, omdat mijn verwekkers een volstrekt humorloze, bloedeloze en Koranvaste lul voor mij hebben uitgekozen? En dan veranderen in een broedkip zoals alle vrouwen om me heen? En de rest van mijn bestaan op die manier slijten? Is dat waarvoor ik leef? Is God dan blij met mijn tragedie?”.
Ze is jaloers op haar jongere broertje, want die kan min of meer zijn gang gaan – hij heeft immers een snikkel. Dat laatste woord komt vaak voor in het boek. Ik heb Google geraadpleegd om te leren dat ‘snikkel’ een leenwoord uit het Yiddisch is dat ‘penis’ betekent. Tot zover mijn literaire beschouwing.

Het verhaal-achter-het-verhaal is voor mij de persoonlijke ontwikkeling van de auteur, voornamelijk in het aspect van haar verhouding tot haar ouders (die ze consequent benoemt met ‘mijn verwekkers’) met hun traditionele verwachtingen. Wat geloof betreft, lijkt Lale nergens meer aan te doen, hoewel haar reflecties op de Islamitische theologie er blijk van geven dat die haar psychisch soms nog wel dwars zit. In sommige stukjes klinkt een nihilistisch levensgevoel door, hoewel ze op de laatste pagina’s een soort bemoediging van God beschrijft, in de vorm van een dialoog met God in een droom, nadat ze haar ouders heeft duidelijk gemaakt dat die de boom in kunnen met hun pogingen om haar leven om te buigen en te laten conformeren aan hun eigen traditionele verwachtingen.

Iets dat me fascineert, is de overeenkomst die ik zie tussen de Islamitische ideeën die ze leerde op de Koranschool en de Christelijke ideeën die ikzelf heb geleerd in mijn opvoeding, alsook in de bijbehorende psychosociale constructie. Ik zie opvallend veel overeenkomst in principes, ideeën, dogma’s, angsten, argumentatie (ik bedoel: foute redeneringen), de rol van autoriteit, enzovoorts. Ik moet bekennen dat Lale hiermee effectiever vecht dan ikzelf heb gedaan: ze lijkt vlot ongezonde theologie te identificeren en daar afstand van te nemen. Bijvoorbeeld als het gaat over de hel, en het idee dat mensen leven met het doel om God te aanbidden. Ik citeer:“Hoe kon men van mij verwachten dat ik als academicus van twintig jaar en in het bezit van een gezonde grijze massa kon geloven dat elke niet-moslim naar de hel zou gaan? Geloofden andere moslims en andere gelovigen dat écht? Hoe konden zij daar geloof voor opbrengen, zonder dat ze krankzinnig waren? En waarom zou je überhaupt mensen naar de hel willen sturen? Potverdorie ook nog de meest intrigerende mensen. (…) We waren volgens juf gewoon geschapen om Allah te aanbidden, ook als hij dat totaal niet nodig had, dat had Allah zo bepaald en als je ongehoorzaam was, ging je naar de hel waar je eeuwig zou verblijven, je eigen pis zou drinken en steeds een nieuwe huid zou krijgen om weer te branden. Ik vind dat een strafsysteem een belangrijke maatstaf is voor het peil van beschaving van een maatschappij, dus God liet zich behoorlijke kennen.”

Ik lees dat de auteur zelf ook geïntrigeerd is door de overeenkomsten tussen de Islam en Christendom: “Zelfs de minderbejaarden die ik ken, zoals de verwekkers, praten alleen over Allah, de dood of het hiernamaals, en dan met name de hel. Die hadden niet zoveel met dit aardse bestaan en zijn tentoonstellingen of andere kunstzinnige uitingen. Of wereldse wetenschappen. Moeder bidt zelfs in de nachten door met haar gebedskralen in allerlei kleuren. Die kralenketting die zij gebruikt als attribuut is dezelfde als de katholieke variant. Het heeft me vaak begeesterd dat zaken van onze leer ook voorkomen in het vroegere christendom (…) Ik las op Wikipedia dat de christenen vroeger ook een boerka hebben gekend, de huik.”

Het meest verbazingwekkende aan het boek vind ik de leeftijd van Lale waarop ze het geschreven heeft. Ze is geboren in ’97 (dus ze is vier jaar jonger dan ik) en het boek is voor het eerst gedrukt in februari 2021, dus ze had de leeftijd van 23 jaar toen ze dit boek publiceerde… Ongelooflijk! Ik concludeer daaruit dat ze een buitengewoon begaafd en moedig mens is met een buitengewoon sterke wil; en dat ze, gezien haar afkomst, buitengewoon ver ontwikkeld is voor haar leeftijd.

Ondanks de harde toon van het boek doet het me toch goed dat Lale het geschreven heeft. Ik voel me opgelucht, omdat er blijkbaar mensen zijn die in een dergelijk beklemmende situatie in staat zijn om hun situatie publieke aandacht te geven en er een krachtig weerwoord aan te bieden. Ik sluit af met de opmerking van Franca Treur (op de voorflap van het boek) die ik helemaal onderschrijf:

“Het is echt bijzonder van stijl. Het boek fascineert me. Wat een verhaal!”

afbeeldingsbron: www.bol.com
Tags:             
Categorieën:

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *