Hierbij een parabel over hoe ik mijn levensbeschouwing ervaar te midden van het atheïsme dat ik tegenkom in boeken, op internet, en bij collega’s.

Stel je een prachtig landschap voor, met middenin dat landschap een huis. In dat huis wonen mensen. Hoewel ze omgeven zijn door een prachtig landschap waarin ze kunnen wandelen en rondkijken en genieten van de natuur, gaan de meeste bewoners nooit naar buiten. Zij gaan niet naar buiten omdat ze niet geloven dat er een ‘buiten’ is. Ze geloven dat wat door de ramen te zien is, illusies of projecties zijn, en dat als je door de deur het huis probeert te verlaten, je bedrogen wordt door gedachtespinsels. Iedere keer dat een bewoner naar buiten stapt, het huis verlaat, rondtrekt in de prachtige natuur, en enthousiast thuiskomt, worden zijn of haar verhalen afgedaan als levens-echt-lijkende maar feitelijk bedriegende illusies. Sommige huisgenoten geven toe dat het hun erg mooi zou lijken als er zoiets als een fijn landschap om het huis heen zou zijn. “Maar,” zeggen ze, “dat je zoiets zou willen, betekent natuurlijk niet dat het er ook echt is, en we moeten ons niet in de luren laten leggen door wensdenken, Dat is vragen om teleurstellingen. En trouwens, we vermaken ons toch prima in huis? We hebben niet per sé een ‘buiten’ nodig ofzo…” Andere huisgenoten zijn wat stelliger in hun kijk op de zaak en menen: “mensen die met dat zogenaamde ‘buiten’ bezig zijn, die kunnen niet redelijk denken, hen kun je alles wijsmaken. Je moet gewoon niet zo kinderachtig doen en het beste er van maken met wat hier in huis is, dat is toch mooi genoeg? Het is al driehonderd jaar geleden aangetoond dat er geen buiten is. Lees maar in het boek ‘De Buiten illusie’ van Rikus Dageraad.” De enkeling die overtuigd is dat er wérkelijk een wereld aan de andere kant van de voordeur ligt, zit soms met de handen in het haar door alle meningen en discussies. Hij probeert zijn huisgenoten aan het denken te zetten: “jongens, stel nou, stél nou, dat er écht een landschap is, dat wat jullie illusies noemen, geen illusies zijn. Wat zou er moeten gebeuren om jullie te overtuigen dat je jezelf tekort doet door het als illusies te beschouwen? En trouwens, waarom doe je niet een keer de deur open en ga je zelf kijken hoe het is?


“Velen komen er niet uit en vragen: ‘Ja, waar is God dan? In de hemel, ver weg? Daar boven? Hoe hoog dan? Honderd of duizend kilometer hoog?’ (…) [De Bijbel] zegt over de levende God: ‘Voorwaar, hij is niet ver van een ieder van ons.’ En op een andere plaats wordt het zo uitgedrukt: ‘Van alle kanten omgeeft Gij mij’. Dat kun je alleen begrijpen, als je weet dat onze zintuigen alleen de driedimensionale wereld kunnen opnemen. Maar de wereld is groter. En God is in een andere dimensie, slechts een handbreedte naast u.”

Wilhelm Busch, [34]


v1.27b
Oorspronkelijk geschreven op 21-jun-2021

Tags:             

Nog geen reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *